Kracht
Geplaatst op
Sonnet
Henriette Roland Holst
Te loopen in het jonge lentelicht,
dat nu elken dag langer openbloeit, -
naar de steilte te heffen het gezicht,
daarheen waar hoog, eenzaam een vogel roeit,
of maar naar den top van den populier,
waarin de merel zijn avondlied zingt, -
lied, waar al het geluksverlange'in klinkt,
dat nu rumoert door mensch en dier, -
in haar; kleine, nietige enkeling
vol zwakheid en vol twijfel en getreur,
en dan opeens, vol moed weer en vol drang
te helpe'en ook nog soms, vol lentezang.